Protocollen
TCP/IP
TCP (Transmission Control Protocol) en IP (Internet Protocol) zijn twee protocollen binnen de suite met internetprotocollen. Met IP wordt de overdracht van berichten tussen computers geregeld, terwijl met TCP de daadwerkelijke verbinding tussen twee punten wordt geregeld. Als de pers een geldig netwerkadres heeft, kunt u in CentreWare® Internet Services de TCP/IP-instellingen configureren.
U kunt IPv4-instellingen configureren op het bedieningspaneel van de pers of via CentreWare® Internet Services. IPv6 kunt u alleen via CentreWare® Internet Services configureren. U moet op de pers TCP/IP inschakelen om CentreWare® Internet Services te kunnen openen.
IPv6 is optioneel en kan naast of in plaats van IPv4 worden gebruikt. IPv6-host kunnen zichzelf automatisch configureren als deze op een gerouteerd IPv6-netwerk zijn aangesloten met Internet Control Message Protocol-versie 6 (ICMPv6). ICMPv6 voert foutenrapportages voor IP en andere testfuncties uit. Bij eerste aansluiting op een netwerk wordt door een host een “link-local multicast router solicitation”-aanvraag voor configuratieparameters verzonden. Hierop wordt door routers geantwoord met een routermeldingspakket met de configuratieparameters voor de netwerklaag.
TCP/IP-instellingen configureren in CentreWare® Internet Services:
1. Selecteer het tabblad Eigenschappen in CentreWare® Internet Services.
2. Selecteer Connectiviteit > Protocollen > TCP/IP.
3. Raak voor het inschakelen van zowel IPv4 als IPv6 IP-modus aan en selecteer IPv6 of Dual Stack.
4. Typ een unieke Hostnaam voor uw pers. De hostnaam is hetzelfde bij IPv4 en IPv6.
5. Selecteer in het vervolgkeuzemenu IP-adresresolutie de juiste methode voor het verkrijgen van een dynamisch IP-adres of selecteer Statisch voor een vast IP-adres.
6. Als u Statisch selecteert, typt u het IP-adres, Subnetmasker en Gateway-adres in de bijbehorende velden.
Opmerking: Dit onderdeel is niet nodig als u in de vervolgkeuzelijst IP-adres verkrijgen DHCP, BOOTP, RARP of DHCP/Autonet hebt geselecteerd.
7. Stel het Subnetmasker en Gateway-adres in.
Opmerking: Dit item is niet nodig als DHCP, BOOTP, RARP of DHCP/Autonet is geselecteerd.
8. Voer een geldige Domeinnaam in.
9. Stel de DNS-configuratiegegevens in.
a. Selecteer Ingeschakeld naast DNS-serveradres automatisch verkrijgen om de DHCP-server toe te staan het DNS-serveradres te leveren.
b. Schakel het selectievakje uit voor het handmatig invoeren van het DNS-serveradres in de bijbehorende velden.
Opmerking: Dit onderdeel is niet nodig als u DHCP hebt geselecteerd.
c. Voer een IP-adres in voor de DNS-server van voorkeur, Alternatieve DNS-server 1 en Alternatieve DNS-server 2.
d. Selecteer Ingeschakeld naast Dynamische DNS-registratie (DDNS) voor het registreren van de hostnaam van de pers in de DNS-server. Selecteer Overschrijven voor het overschrijven van vermeldingen in de DNS-server.
e. Selecteer Ingeschakeld naast Domeinzoeklijst automatisch genereren als u wilt dat er een lijst van domeinnamen door de pers wordt gegenereerd. Typ de domeinnamen als de optie is uitgeschakeld.
f. Voer Domeinnaam 1, 2 en 3 in.
g. Voer in Time-out verbinding de toegestane wachttijd in waarna de pers stopt met pogingen contact met de server te maken.
h. Selecteer Ingeschakeld naast IP-adres vrijgeven als u wilt dat het IP-adres door de pers wordt vrijgegeven als deze opnieuw wordt gestart.
10. Selecteer Toepassen.